Minder goedkope, maar meer betaalbare woningen
Nijmegen kent veel huishoudens met lage inkomens. Daar staat weer tegenover dat de stad ook veel goedkopere huurwoningen kent, meestal van woningcorporaties. In Nijmegen is 41% van de voorraad een corporatiewoning, landelijk 30%). Voor elke 100 huishoudens die tot de doelgroep sociale huurwoningen behoren, zijn er 89 van die woningen onder de liberalisatiegrens beschikbaar. Ten opzichte van de wat kleinere doelgroep huurtoeslag is er een klein overschot aan betaalbare corporatiewoningen (tot de aftoppingsgrens). In vergelijking met landelijk ligt deze verhouding een fractie gunstiger in Nijmegen. Doordat een deel van de betaalbare corporatiewoningen bewoond wordt door mensen met een wat hoger inkomen, ontstaan niettemin tekorten.
Van de 31400 corporatiewoningen zit zo’n 95% onder de liberalisatiegrens van 711 euro (2018). Deze cijfers zijn door de tijd heen tamelijk constant. Minder constant is het aantal zeer goedkope woningen (< 417). Dat loopt vanaf 2009 terug, maar die daling stabiliseert wel in het laatste jaar. Het aantal betaalbare woningen (tussen 417 en 640 euro per maand) neemt de laatste jaren toe van 20.000 medio 2014 tot recent 21500. De groep corporatiewoningen rond de liberalisatiegrens beweegt zich na een groeispurt tot aan 2014 de laatste jaren rond 14% van het corporatiebezit.
Figuur: Corporatievoorraad Nijmegen naar huurprijs.
Corporatiehuurders vaak passend gehuisvest
De Nijmeegse corporatiehuurders zijn meestal passend gehuisvest (78% tegen 75% landelijk, situatie 2016). Het percentage huishoudens dat met een te hoog inkomen in een woning onder de liberalisatiegrens woont, is met 11 % iets lager dan de 12% in Nederland gemiddeld. Duur scheefwonen komt ook wat minder voor dan landelijk (hier 11,6%, landelijk 13%). Het te goedkoop wonen neemt af, het te duur wonen neemt wat toe.
In de particuliere huur is de scheefheid groter. In die sector is in Nijmegen 63% passend gehuisvest, tegen 66% landelijk.
Woonquotes huurders en eigenaren verschillen
De woonquotes van huurders en kopers verschillen. Huurders zijn een groter deel van het huishoudensinkomen kwijt aan woonlasten. Bij huurders en eigenaren neemt het woonaandeel in het inkomen sinds 2009 toe.
Overigens staat tegenover het grote beslag dat wonen legt op het huishoudensinkomen bij huurders wel dat vaak gaat om kleine huishoudens. 58% van de huurders in zelfstandige woningen zijn éénpersoonshuishoudens en slechts 11 % is een “standaard” gezin (paar met kind(eren)). In de koopsector is de laatste groep nog steeds de grootste categorie (35% van de huishoudens in koopwoningen) en is 30% alleenstaand.
Binnen de huursector liggen de woonquotes van huurders van corporatiewoningen duidelijk lager dan van huurders in de particuliere sector (ca. 5%-punt verschil).
Figuur: Netto woonquotes van huishoudens in de huur en koopsector. Bron: Woononderzoek/Citavista.
Relatief laag aandeel huishoudens in corporatiewoningen met betaalrisico
Ongeveer 12% van de huishoudens in corporatiewoningen in Nijmegen kende in 2016 een betaalrisico. Dat betekent dat het inkomen te laag is om aan alle uitgaven te voldoen. Dit percentage is na 2015 dalend en verschilt nauwelijks van landelijk. Ten opzichte van de vergelijkingssteden is de Nijmeegse score relatief gunstig, maar de verschillen zijn klein. Alleen Leiden en Eindhoven kennen een lager percentage corporatiehuurders met betaalrisico’s. Enschede en Arnhem kennen met 17 en 15% juist wat meer huishoudens met betaalrisico’s in corporatiewoningen.