Lichte toename aantal cliënten jeugdhulp
Ten opzichte van 2017 is het aantal cliënten voor maatwerkvoorzieningen binnen de jeugdhulp met ongeveer 120 cliënten toegenomen naar circa 4.350 over heel 2018. In het vierde kwartaal van 2018 ligt het aantal cliënten dat een beroep doet op individuele jeugdhulpvoorzieningen op zo’n 3.400. Hierbij krijgen zo’n 3.300 cliënten een vorm van ambulante hulp en zo’n 400 jeugdhulp met verblijf (ongeveer driekwart van deze laatste groep geniet zowel hulp met verblijf als ambulante hulp). De leeftijden van 4.300 jeugdigen, die in 2018 jeugdhulp hebben ontvangen, liggen voor bijna de helft (47%) tussen 5 en 11 jaar en voor een ander groot deel (37%) tussen 11 en 17. De jongste categorie (0-4 jaar) beslaat 12%. In 2018 zijn de meeste jeugdhulpcliënten verwezen door de huisarts (56%) en vervolgens de gemeente, met name de sociale wijkteams (31%).
De uitkomsten van het cliëntervaringsonderzoek jeugdhulp 2017 laten zien dat de ouders van jeugdhulpcliënten positiever oordelen dan de jongeren zelf. Het regelen van ondersteuning wordt door de jongeren met een 6,8 gewaardeerd, en door de ouders met een 7,4. Voor de kwaliteit van de ondersteuning geven de jongeren en ouders een 7,2 respectievelijk 7,9. Dat is hoger dan in 2016 (7,0 respectievelijk 7,5). De samenwerking tussen verschillende hulporganisaties is het belangrijkste aandachtspunt.
Figuur: Rapportcijfers cliënten jeugdhulp en Wmo voor het regelen van de hulp en de kwaliteit van de hulp. Bron: cliëntervaringsonderzoek Wmo 2018 en cliëntervaringsonderzoek jeugdhulp 2017.
Lichte toename aantal Wmo-cliënten
Het totaal aantal cliënten voor maatwerkvoorzieningen binnen de Wmo (exclusief beschermd wonen) nam licht toe van 11.650 over heel 2017 naar 11.850 over heel 2018 (het actuele aantal cliënten met een openstaande indicatie in december 2018 is lager, namelijk iets meer dan 10.000). De aantallen cliënten hulpmiddelen (rolstoelen, vervoer en woonvoorzieningen) zijn het grootst (meer dan 5.600 in het vierde kwartaal 2018). Daarna volgen de cliëntenaantallen voor huishoudelijke hulp (bijna 4.500) en ondersteuning (ambulante begeleiding en dagbesteding, samen ruim 3.000). Het aantal Nijmegenaren dat een beschikking heeft voor opvang (24uursopvang, crisisopvang) en zorg met verblijf is in elk kwartaal ongeveer 400. Het totaal van de vier onderscheiden zorgsoorten is hoger dan 11.850 omdat een aanzienlijke groep van meerdere soorten voorzieningen gebruikmaakt. In 2018 is binnen de zorgsoort ‘ondersteuning’ het aantal cliënten met reguliere begeleiding met ruim een kwart toegenomen naar bijna 1.900. Daarentegen is het aantal cliënten dat in 2018 specialistische begeleiding ontving gelijk gebleven (iets meer dan 2.000). In 2017 was er bij deze voorziening nog een flinke stijging. Ongeveer de helft van de Wmo-voorzieningen in 2018 is afgenomen door 65-plussers (vooral huishoudelijke hulp en ook hulpmiddelen). De leeftijdscategorieën tot 65 jaar betrekken het leeuwendeel van de hulp uit de zorgsoort ondersteuning (begeleiding en dagbesteding).
Het aantal cliënten beschermd wonen over 2017 bedroeg nagenoeg 1.450. In 2018 is dit toegenomen naar 1.500, waarvan circa 800 Nijmegenaren en 700 inwoners uit de regiogemeenten waarvoor Nijmegen een centrumfunctie heeft voor de uitvoering van beschermd wonen. De grootste groep bevindt zich in de leeftijdsklassen tussen 27 en 64 jaar (iets minder dan 60%). Een derde behoort tot de jongere leeftijdsgroepen daaronder.
Wmo-voorzieningen worden in principe aangevraagd via de Sociale Wijkteams. Voor een zeer beperkt deel komen ze ook van de kant van regieteams of het veiligheidshuis.
De waardering van Wmo-cliënten voor het regelen van de ondersteuning en de kwaliteit van de ondersteuning is tamelijk stabiel. In 2018 waarderen cliënten het regelen van de ondersteuning met het rapportcijfer 7,0. Cliënten met een vervoervoorziening (7,5) en huishoudelijke hulp (7,4) geven een hoger cijfer dan cliënten met begeleiding (6,8) en beschermd wonen (5,9). De kwaliteit van de ontvangen ondersteuning wordt hoger beoordeeld (7,7) dan het regelen ervan. Cliënten beschermd wonen zijn het minst tevreden over de kwaliteit van de ondersteuning (6,6), terwijl cliënten met begeleiding een fractie bovengemiddeld oordelen (7,9). In vergelijking met de benchmarksteden is de cliënttevredenheid in Nijmegen tamelijk gemiddeld.
Stijging van zorgvraag in komende jaren
Vanaf de 75 jaar neemt de vraag naar zorg duidelijk toe. Uit de statistieken blijkt dat een relatief groot deel van de 75-plussers gebruikmaakt van de Wmo. In de Burgerpeiling 2017 geeft 7% van de 75-plussers aan niet goed voor zichzelf te kunnen zorgen, versus 2% van de 65-74-jarigen en 1,5% van de volwassen Nijmegenaren. Een relatief grote groep 75-plussers voldoet aan twee of meer van de volgende kenmerken: zich niet gezond voelen, niet voor zichzelf kunnen zorgen, te weinig contacten hebben, mantelzorg ontvangen en overige hulp krijgen (18% tegenover 8% van de 65-74-jarigen en 6% van alle volwassen Nijmegenaren). Hierbij moet bedacht worden dat zelfstandig wonende ouderen met veel gezondheidsklachten deels niet aan bevolkingsonderzoek zullen deelnemen en dat ouderen in tehuizen niet in de steekproef voor het bevolkingsonderzoek zitten. Het verschil tussen de 75-plussers en de leeftijdsgroepen daaronder is dus nog groter dan het bevolkingsonderzoek laat zien.
Onze bevolkingsprognose laat een flinke groei van het inwonertal zien (hoofdscenario: 198.500 inwoners in 2035). Zowel absoluut als relatief gezien is de voorspelde groei het grootst in de leeftijdsklasse 75-84. In de komende 12 jaar schuiven de grote naoorlogse geboortegeneraties deze leeftijdsklasse binnen. Het aantal 70-plussers stijgt in het hoofdscenario van onze bevolkingsprognose van ruim 18.000 in 2018 naar circa 28.500 in 2035. Dit betekent dat de zorgvraag in Nijmegen de komende jaren flink zal toenemen. In bijna alle stadsdelen zal het aantal 70-plussers de komende jaren toenemen. Dukenburg en Lindenholt nemen hierbij een aparte positie in; het aantal ouderen zal er toenemen, terwijl - vooral in Lindenholt - de overige leeftijdsgroepen allemaal in omvang teruglopen.
Traditioneel woonden ouderen met een zorgbehoefte, maar ook andere mensen met een functiebeperking, vaak in tehuizen en instellingen. Sinds 2002 werkt de gemeente aan een stadsbreed beleid van “woonservicegebieden”. Doel is dat ouderen en mensen met een functiebeperking zo lang mogelijk zelfstandig kunnen wonen. Tehuiszorg wordt daarvoor vervangen door zorg aan huis, geleverd in gewone woningen of in speciaal daarvoor gebouwde huizen. Deze trend wordt ‘extramuralisering’ genoemd en wordt ook in het rijksbeleid nagestreefd/bevorderd. Overigens is het meer/langer op zichzelf willen wonen een trend die maatschappelijk, binnen de bevolking, al langer aanwezig is, ook los van overheidsbeleid. Door de sterke toename van het aantal ouderen zal het aantal woningen waarin wonen en zorg gecombineerd kan worden (vooral door woningaanpassing maar ook in de vorm van serviceflats, senioren- en mantelzorgwoningen e.d.), uitgebreid moeten worden. De uitkomsten van WoON 2018 geven zicht op hoe seniorenhuishoudens op dit moment wonen en in hoeverre woningen geschikt zijn vanuit het oogpunt van wonen met zorg of met een beperking:
- 87% van de 18.700 Nijmeegse seniorenhuishoudens (65+) woont in de normale woningvoorraad. Ruim de helft kent geen fysieke beperkingen, 40% kent enige beperkingen (niet ernstig) en in 10% van de gevallen is er sprake van ernstige beperkingen.
- 40% van de seniorenhuishoudens zit in de nabijheid van een steunpunt of dienstencentrum. Ongeveer 3.000 seniorenhuishoudens wonen in een specifieke ouderenwoning (serviceflat, woonzorgcomplex, andere woonvorm of ouderenwoningen niet opgenomen in een complex).
- De meeste woningen in zowel de huur- als de koopsector zijn vanuit het oogpunt van wonen met zorg of met een beperking niet bijzonder geschikt. Van de 77.000 woningen waarover informatie is, betreft bijna een kwart (18.500) "nultredenwoningen", meestal flats. Nog eens 15.000 (19%) woningen zijn wel intern gelijkvloers toegankelijk, maar daarbij kan de voordeur niet gelijkvloers bereikt worden. Bijna de helft van de woningen is wel extern toegankelijk, maar kent intern obstakels (denk aan een gangbare laagbouwwoning met een trap erin) en nog eens 7.500 woningen (10%) kent binnen en buiten obstakels.
- Bijna driekwart van de nultredenwoningen zit in de huursector en tachtig procent is etagebouw. Ongeveer een derde van de nultredenwoningen wordt bewoond door 65+ huishoudens. Omgekeerd woont ook een derde van de 18.700 65+ huishoudens in een nultredenwoning. Bij de groep 50-64 is dat 14%.
- In 7.300 van de 77.000 bewoonde woningen zijn voorzieningen voor een handicap aanwezig. In meer dan de helft van deze woningen woont een 65+ huishouden.
Meerderheid cliënten sociale wijkteams tevreden over ondersteuning
Sinds begin 2015 zijn voor alle stadsdelen in totaal 10 sociale wijkteams werkzaam. De sociale wijkteams vormen de spil van het Nijmeegse sociale beleid en fungeren als toegangspoort voor ondersteuning en zorg. Werkers vanuit verschillende disciplines pakken de zorg- en welzijnstaken in een wijk op, stimuleren daarbij de zelfredzaamheid van hulpvragers en leggen waar nodig verbindingen tussen cliënten en zorg- en hulpinstellingen. Sinds de start van de wijkteams zijn ongeveer 39.000 aanmeldingen geregistreerd. Het gaat daarbij om 19.000 tot 20.000 verschillende personen. Na een periode van stijging, heeft het aantal aanmeldingen per jaar heeft zich in 2018 gestabiliseerd (circa 10.000 aanmeldingen).
In de Burgerpeiling 2017 is gevraagd naar de bekendheid met en het gebruik van de sociale wijkteams:
- 18% van de Nijmegenaren is redelijk of goed op de hoogte van het bestaan en de functie van de sociale wijkteams; 28% heeft er wel van gehoord, maar weet er verder weinig vanaf. Meer dan de helft (54%) is er helemaal niet mee bekend.
- 5% heeft in de afgelopen twee jaar contact met het sociaal wijkteam gehad; 62% is tevreden over de ondersteuning of doorverwijzing die men van het sociaal wijkteam gekregen heeft; 12% is daar ontevreden over.
- In de aandachtgebieden, behalve in Nieuw-West, en onder personen met een lagere sociaaleconomische status is het bereik van de sociale wijkteams groter (7 tot 9%) dan gemiddeld (5%).
Ook in het cliëntervaringsonderzoek Wmo wordt gevraagd naar de tevredenheid over het contact met het sociaal wijkteam. In 2018 geeft 72% aan hierover tevreden te zijn (versus 65% in 2016).
Meerderheid cliënten Stips tevreden over informatie of advies
Nijmegenaren die met informatie- en adviesvragen zitten - bijvoorbeeld over inkomen, formulieren, activiteiten in de wijk, zorg en opvoeding - kunnen bij één van de in totaal 10 Stips terecht. Ook hierover hebben we in de Burgerpeiling 2017 vragen opgenomen:
- 19% van de Nijmegenaren is redelijk of goed op de hoogte van het bestaan en de functie van de Stips; 25% heeft er wel van gehoord, maar weet er verder weinig vanaf. Meer dan de helft (56%) is er helemaal niet mee bekend.
- 25% weet waar het Stip voor de buurt waar men woont gevestigd is.
- 8% heeft in de afgelopen twee jaar contact met een Stip gehad, 5% één keer en 3% twee keer of vaker; twee derde is tevreden over de ontvangen informatie of het advies dan men van de medewerkers van het Stip gekregen heeft; 7% is daar ontevreden over.
- In de aandachtgebieden, behalve in Nieuw-West, en onder personen met een lagere sociaaleconomische status is het bereik van de Stips groter (11 tot 14%) dan gemiddeld (8%).
Ook in het cliëntervaringsonderzoek Wmo wordt gevraagd naar de tevredenheid over het contact met het Stip. In 2018 was een grotere groep daarover tevreden (77%) dan in 2017 (66%).
Mate van stapeling van voorzieningengebruik weinig veranderd
Wmo, jeugdhulp en sociale wijkteams vormen slechts een deel van de gemeentelijke inzet in het sociaal domein. Het betreft hierbij vooral zorg. Daarnaast kennen we tal van voorzieningen met betrekking tot werk, participatie, inkomensondersteuning en onderwijs. Ook veiligheid en overlast- en multiprobleemaanpak vormen onderdeel van de gemeentelijke bemoeienis binnen het sociaal domein. Daarnaast zijn er nog andere groepen die vanuit sociale optiek relevant zijn, maar niet zozeer vanuit de gemeente ondersteuning ondervinden. Bijvoorbeeld gaat het dan om werklozen (zonder uitkering), arbeidsongeschikten (inclusief Wajong) en cliënten GGZ en maatschappelijk werk. Naar schatting hoort zo’n 20 tot 25% van de bevolking - meer dan 35.000 mensen - tot één of meer van al deze cliëntgroepen binnen het sociaal domein. In ons Sociaal Statistisch Bestand 2018 zijn de bestanden van 19 regelingen op het vlak van inkomen, werk, zorg en jeugdzorg opgenomen. Ze geven een beeld van het gebruik van 19 regelingen in 2017. Een totaaltelling komt uit op zo’n 64.000 keer “gebruik” of “cliëntrelaties”. Alles bij elkaar betreft het ruim 30.000 uniek personen. De grootste aantallen cliënten zijn de groepen die gebruikmaken van de inkomensregelingen (participatiewet, collectieve aanvullende verzekering en bijzonder bijstand) en de Wmo. Daarbij is er in sterke mate sprake stapeling van het gebruik van voorzieningen. Veel huishoudens maken gebruik van meerdere voorzieningen. Bij ruim 3,5% van de huishoudens is er sprake van 5 of meer klantrelaties. Deze huishoudens bepalen bijna 30% van de klantrelaties. De mate van stapeling is vergelijkbaar met twee jaar geleden. Het gebruik van (sociale) voorzieningen is ongelijk verdeeld over groepen en gebieden. Tot de huishoudens met stapeling horen naar verhouding veel eenoudergezinnen en huishoudens van niet-westerse komaf, en veel meer mensen uit (laagbouw)huurwoningen dan koopwoningen. Hiermee hangen duidelijke gebiedsconcentraties in de aandachtswijken samen. In de stadsdelen Nijmegen-Oud-West, Zuid en Dukenburg is het percentage huishoudens met stapeling van regelingen (5 of meer) het hoogst (5 tot 5,5%), gevolgd door Nijmegen-Nieuw-West en Lindenholt (4,5%). Over alle wijken behoort iets meer dan 3,5% tot deze categorie.