Deze module geeft een samenvatting van de belangrijkste bevindingen in dit hoofdstuk. Eerst volgt het gebruik van Wmo- en jeugdhulpvoorzieningen en de aanmeldingen bij de sociale wijkteams en daarna volgen de resultaten uit divers enquête-onderzoek. Het derde blok betreft de stapeling van het gebruik van voorzieningen binnen het totale sociale domein, naast zorg ook inkomen, werk en onderwijs.
Wmo, jeugdhulp en sociale wijkteams
Binnen het zorg- en welzijnsbeleid zijn de Wmo (Wet Maatschappelijke Ondersteuning), jeugdhulp en Sociale Wijkteams belangrijke velden. Zeker is dit het geval sinds de decentralisatie van de zorg per 1 januari 2015. De gemeente heeft toen een enorme uitbreiding van taken gekregen op deze terreinen. Hierbij spelen met name de Sociale Wijkteams een rol. Hun taken bestaan met name uit het oppakken van zorgvragen van mensen in de vorm van kortdurende ondersteuning en toeleiding naar maatwerkvoorzieningen in het kader van Wmo en Jeugdhulp). Het totaal aantal personen dat zich inmiddels vanaf 2015 bij de 10 Sociale Wijkteams in de stad heeft gemeld is zo’ n 19.000 tot 20.000. Andere taken van de sociale wijkteams zijn het stimuleren van de samenwerking tussen zorgdisciplines en het zoeken naar collectieve oplossingen in de wijk.
Grote groepen inwoners van Nijmegen hebben inmiddels ondersteuning gehad vanuit de (gedecentraliseerde) Wmo en jeugdhulp. De afgelopen twee jaar hebben zo’n 14500 tot 15000 mensen een beroep gedaan op de Wmo. Bij circa 900 tot 1000 van deze groep gaat het om hulp met verblijf. Daarnaast hebben circa 5.500 jeugdigen ondersteuning gehad vanuit de jeugdhulp.
Kijkend naar de samenstelling van cliëntengroepen valt op dat binnen de Wmo de voorzieningen voor ondersteuning vooral terecht komen bij de leeftijdsgroepen tot 65jaar. De ouderen doen het meest en beroep op huishoudelijke hulp en hulpmiddelen (voor vervoer en wonen). Bij beschermd wonen overheersen de mannelijke cliënten, veelal in de leeftijdsklassen van 27 tot 64 jaar. Binnen de jeugdhulp vormen de 5- tot 11jarigen de grootste groep, vooral jongens. Daarna volgen de 12- tot 17-jarigen, met een meer gelijkmatige verdeling tussen meisjes en jongens.
Cliënten van niet-westerse komaf zijn binnen de Wmo vooral te vinden bij de begeleidingsarrangementen. Binnen deze vorm van ondersteuning is 20% van de cliënten niet-westers. Ook bij de jeugdhulp als geheel is het aandeel cliënten van niet-westerse herkomst 20%, bij de 0-4jarigen en de kleine groep 18-22 nog hoger (rond de 30%).
Bij het verstrekken van maatwerkvoorzieningen zijn veel aanbieders in het spel. Naast enkele grote zijn er veel kleine, zowel bij de Wmo als de jeugdhulp.
Een ander relevant gegeven betreft de verwijzingen: door wie worden cliënten verwezen. Bij de Wmovoorzieningen gebeurt dat grotendeels via de sociale wijkteams, bij de jeugdhulp zijn de huisartsen, gemeente (sociale wijkteams) en juridisch kader de belangrijkste, op afstand gevolg d door jeugdartsen, gecertificeerde instellingen (kinderbescherming en jeugdreclassering) en medisch specialisten.
Bevindingen uit enquête-onderzoek
De bevindingen uit voorgaande paragraaf betreffen feiten op basis van registraties. Veel andere gegevens komen uit enquête-onderzoek. De tweejaarlijkse gemeentelijke stadspeiling en de vierjaarlijkse GGD-monitor zijn de belangrijkste. De bevindingen daaruit laten een positief beeld zien als het gaat om de beleving van gezondheid en zelfredzaamheid. Hetzelfde geldt voor de inzet in allerlei vormen van vrijwilligerswerk en mantelzorg. Enkele punten zijn minder positief, zoals enige stijging van de groep mensen met ernstige eenzaamheid en tendensen m.b.t. de leefstijl (overgewicht). Een ander enquêteresultaat betreft de tevredenheid van cliënten Wmo en Jeugdhulp over de ondersteuning en het regelen daarvan. De in 2016 en 2017 gehouden cliëntervarings-onderzoeken laten over nagenoeg de hele linie zien dat circa 70 tot 80% van de cliënten tevreden is over de geleverde ondersteuning. In 2018 is dit onderzoek alleen voor Wmo-cliënten uitgevoerd. Dat leidde tot een vergelijkbaar beeld met een rapportcijfer 7,7 voor de ondersteuning.
Sociaal domein in de breedte en stapeling van voorzieningengebruik
Wmo, jeugdhulp en sociale wijkteams vormen slechts een deel van de gemeentelijke inzet in het sociaal domein. Daarnaast kennen we tal van voorzieningen m.b.t. welzijn, werk, participatie, inkomensondersteuning en onderwijs. Ook veiligheid en overlast- en multiprobleemaanpak vormen onderdeel van de gemeentelijke bemoeienis binnen het sociaal domein. Daarnaast zijn er nog andere groepen die vanuit sociale optiek relevant zijn, maar niet zozeer vanuit de gemeente ondersteuning ondervinden. Bijvoorbeeld gaat het dan om werklozen (zonder uitkering), arbeidsongeschikten (incl. Wajong) en cliënten GGZ (18+). Naar schatting hoort zo’n 20 tot 25% van de bevolking tot een of meer van al deze cliëntgroepen binnen het sociaal domein, d.w.z. meer dan 35.000 mensen. Daarbij is er in sterke mate sprake van concentratie en stapeling van het gebruik van voorzieningen. Veel huishoudens maken gebruik van meerdere voorzieningen het sterkst nog eenoudergezinnen en huishoudens van niet-westerse afkomst en in de stadsdelen met aandachtsgebieden. Alles bij elkaar legt ruim 3,5% van de huishoudens beslag op ongeveer 30% van de voorzieningen.